Geschiedenis kerk
De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk is een uniek gebouw en bepaald het beeld en silhouet van de stad Tholen. De kerk is een kruiskerk in een Brabants gotische stijl. Een kerk die bestaat uit een schip met zijbeuken, een transept of dwarsschip en een middenkoor met een noordbeuk en een niet voltooid zuidkoor.
Op de plaats van het huidige middenkoor heeft er in het midden van de 14de een kerk gestaan die bij een verbouwing rond 1360 gesloopt is. Daarvan resten nog slechts funderingen die bij de restauratie van de kerk opgegraven zijn. Van de bouw van deze eerste kerk is niets bekend.
Met de bouw van het huidige kerk met schip en dwarsschip zal men rond 1458 zijn begonnen. Mogelijk is het ontwerp voor de bouw van de hand van Evert Spoorwater, een bouwmeester die betrokken was bij de bouw van de grote kerken in Brabants gotische stijl. Zo rond 1510 moet het schip en transept een eind gereed zijn geweest, waarna het koor aan de beurt kwam. Dit is, waarschijnlijk door geld gebrek, niet volledig afgebouwd. Uit de plattegrond wordt duidelijk dat oorspronkelijk een volledige kooromgang met straalkapellen gepland was. Alleen het noordelijk deel hiervan is voltooid.
In de tweede helft van de zestiende eeuw doet de Reformatie zich ook in Tholen steeds sterker gelden. In 1577 koos Tholen, als laatste Zeeuwse stad, de kant van Willem van Oranje. Met de overgang van het Katholicisme naar het Protestantisme veranderde er wel het een en ander in het interieur van de kerk. De beelden, waarvan de sokkel nu nog in de pilaren zichtbaar zijn, werden “an stucken geslagen”. Wat bleef waren wel de grafzerken van de voorouders met daarop religieuze afbeeldingen. Deze grafzerken vormen de band met het verleden en waren toen en nu nog steeds een waardevol bezit.
Na de Reformatie werd de kerk aangepast aan de protestante eredienst met het westelijk gedeelte, het schip als preekkerk. Deze ruimte werd met een houten wand afgescheiden van het transept of dwarsschip. Daar was aan de marktzijde de ingang van de kerk, het transept vormde een portaal en werd de wandelkerk genoemd. Het koor, wat voor de protestantse eredienst niet nodig was, werd als opslagruimte gebruikt. In alle drie de ruimte, preekkerk, wandelkerk en koor werd zowel voor als na de Reformatie begraven. In totaal bevinden zich in de kerk 124 grafzerken uit de periode 1421 tot 1824
In de jaren vijftig van de vorige eeuw is de kerk en toren grondig gerestaureerd. Op het eind van de Tweede Wereldoorlog bevond het gebouw zich door oorlogshandelingen, zoals het opblazen van de brug over de Eendracht, in een deplorabele toestand. Bij de restauratie is bewust gekozen, zoals dat in die periode min of meer gangbaar was, voor reconstructie van veel zaken die in de loop der tijden veranderd of verdwenen waren. Door een groei van de gemeente werd het preekgedeelte uitgebreid door het transept of wandelkerk daarbij te betrekken. Er is een scheiding gemaakt met het koorgedeelte door plaatsing van een muur. De indeling van de kerk werd daardoor grondig gewijzigd. Maar het is wel duidelijk dat deze restauratie die tot 1960 heeft geduurd de redding voor het kerkgebouw is geweest.
Rond de eeuwwisseling heeft er opnieuw een restauratie plaats gevonden. Het betrof voornamelijk kapherstel, vernieuwen dakbedekking en vervanging van stucwerk. Hierbij zijn geen wijzingen in het gebouw aangebracht.